Artikelen © Diana Vernooij 2009
terug naar Wijding

Wat betekent Beoefening in het Boeddhisme

Gastspreker: Eerw. Bhikkhuni Dhammananda (Dr. Chatsumarn Kabilsingh)
Gespreksleider: Dr. Chris Stanford
Verslaggever: Suttinee Yavaprapas
september 2007

Op de eerste zondag in september, 2007 (zondag, 2 september, B.E. 2550), was Eerw. Bhikkhuni Dhammananda (Dr. Chatsumarn Kabilsingh) gastspreker op het Boeddhistische Forum, waar ze sprak over ‘Wat betekent Beoefening in het Boeddhisme’. Eerw. Bhikkhuni Dhammananda is de abt van het Songdhammakalyani klooster, Petkasem Highway, Nakhonpathom Province. Zij werd in 2001 tot Bhikkhuni gewijd en leidde de eerste Bhikkhuni Sangha in Thailand. Voorafgaand hieraan verwierf zij een Ph.D. in Buddhist Studies aan de Magadh Universiteit in India, en een M.A. in Religion van de McMaster University, Canada. 30 Jaar lang was zij hoogleraar in Buddhist Studies en Eastern Philosophy aan Thailands prestigieuze Thammasat Universiteit. Ze heeft meer dan 60 boeken geschreven, in zowel Engels als Thai, over de geschiedenis van het Boeddhisme, milieuproblematiek binnen het Boeddhisme, vrouwen en Boeddhisme, etc. Ook schrijft zij nog regelmatig over Boeddhistische zaken voor kranten en tijdschriften. Daarnaast presenteerde zij zeven jaar lang een Boeddhistisch Dhamma praatprogramma op tv en heeft ze vanaf 1979 tot de dag van vandaag deelgenomen aan verschillende internationale conferenties over Boeddhisme en Vrouwen in Religie.

Eerw. Bhikkhuni Dhammananda begon haar toespraak met het beantwoorden van de vraag van Dr. Chris Stanford over hoe het was gekomen dat ze tot bhikkhuni gewijd werd. Zeven jaar na haar wijding liet Eerw. Bhikkhuni Dhammananda graag weten dat er nu acht volledig gewijde Bhikkhuni’s en 14-15 samaneri (vrouwelijke novicen) in het Theravada Boeddhisme in Thailand zijn. Zelf een trotse leerlinge van McMaster University, bekende Eerw. Bhikkhuni Dhammananda dat de Universiteit haar een feministische zienswijze had opgeleverd, waarmee ze problemen op een andere manier benaderde. Het was de eerste stap op de weg haar horizon te verbreden en de wereld anders te zien. Hier ontdekte ze ook dat wijding mogelijk was. Tijdens haar onderzoek naar wijding werd zij begeleid door en zeer goede Chinese leraar, omdat haar moeder, Eerw. Voramai Kabilsingh, gewijd was en een volledige wijding als Bhikkhuni had verkregen in de Mahayana uit Taiwan. Haar academisch onderzoek kwam haar goed van pas in haar latere leven. Zonder een solide academische achtergrond had ze nooit de kracht gehad om zichzelf te wijden aan het kloosterleven, een verbintenis voor het leven

Toen ze terugkwam uit Canada, moest ze wachten. Meer dan 27 jaar woonde ze comfortabel in Thammasat University. Tegen het eind van haar leven als leek was ze betrokken bij Thaise studies, Indiase studies, Vrouwenstudies en Boeddhistische studies. Ze was zelfs de Voorzitster van het Centrum voor Vrouwenstudies, en verzorgde een Master’s degree in Boeddhistische Studies. Er zaten monniken in de klas. Ze vroeg haar monnikenleerlingen: ‘Wat zou er gebeuren als ik gewijd werd? Ik zou jullie niet meer kunnen onderwijzen, want volgens de regels van het klooster kan een Bhikkhuni geen monniken onderwijzen.’ Het antwoord was meteen duidelijk: ‘Ja, waarom niet? Jij kunt mij altijd onderwijzen. Ik zie je nog steeds niet als een Bhikkhuni. Je bent op geen enkele manier gewijd.’

Het was als het Christendom met de roeping van God. Het pad was helder. Het was zo open en zo verbonden met haar dat ze niets anders kon zijn dan ‘gewijd zijn’. De beslissing om gewijd te worden was niet zo moeilijk, maar het kiezen van een traditie was dat wel. Ze moest uitvinden welke traditie het makkelijkst geaccepteerd zou worden door de Thaise mensen. Ze moest de Thaise bevolking respecteren. Sri Lanka is lange tijd de voorvechter en het academische centrum van het Theravada Boeddhisme geweest. Boeddhistische Zuidoost-Azische koninkrijken erkenden dit en zonden er vaak monniken heen om te studeren of nodigden Lankaanse monniken uit om les te geven in hun koninkrijken. Siam, de voormalige naam van Thailand, had deze connectie met Sri Lanka in het bijzonder en ontving zodoende vele religieuze invloeden. Sterker nog, de eerste lichting Thaise monniken verkreeg zijn wijding in Sri Lanka. De Siamezen noemen hun Boeddhisme ‘Lankavamsa’ (of Lanka Sect). Ironisch genoeg werd in de late Ayutthaya periode (18de eeuw) Sri Lanka’s Boeddhisme en haar monniken uitgeroeid door de Nederlandse heersers. Siameze Ayutthaya zonden geleerde monniken om de religie daar te herintroduceren. Een nieuwe generatie Lankaanse monniken was ontstaan. De Sri Lankanen noemden hun Boeddhisme ‘Syam Vamsa.’

Gezien de hechte band tussen Sri Lanka en Thailand, inclusief het identieke Pali chanten, was het makkelijker voor haar om de Sri Lankaanse traditie te volgen. (als ze in Taiwan zou worden gewijd, had ze de Mahayana traditie moet volgen en chanten in het Chinees). Ze vloog naar Sri Lanka, waar volledige wijding voor vrouwelijke Boeddhistische monniken in 1998 werd geherintroduceerd, tegelijk met de ondersteuning van alle hogere Sri Lankaanse Bhikkhu's. In Sri Lanka kwam ze in contact met een Bhikkhuni die een hele goede lerares voor haar zou worden, en dat was een zegen. Ze werd gewijd als trainee (samaneri of vrouwelijke beginner) voor minstens twee jaar. Ze benadrukte nogmaals dat ze alleen naar Sri Lanka ging om ‘Syam Vamsa’ te ontvangen. Toen ze daarna terug kwam naar Thailand, werd ze geweigerd door de plaatselijke Thai.

Het was een shock in Thailand. Eerw. Bhikkhuni Dhammananda stond drie maanden lang op de voorpagina van bepaalde kranten. Ze was een slachtoffer van de media. In cyberspace werden berichten geplaatst waarin haar leven nog kleurrijker werd afgeschilderd. Wat moest ze doen? Als haar beoefening niet sterk was, kon ze in echte problemen raken. Eerw. Bhikkhuni Dhammananda bleef kalm en plaatste een bericht dat luidde: ‘Als je echt om het Boeddhisme geeft, kun je me vinden in het Songdhammakalyani Klooster, Petkasem Highway, Nakhonpathom73000.’ Hierna viel de media stil, en alleen een paar oudere monniken gaven nog negatieve interviews. Tegen die tijd hadden ze al geleerd dat het gevaarlijk was om interviews aan de media te geven, omdat wat ze zeiden zwart op wit afgedrukt werd en door mensen geciteerd kon worden. Na haar volle wijding kwam er dus niets negatiefs meer in de media. Meer en meer vrouwen die wijding overwogen maar geen ingang konden vinden, leerden hoe ze gewijd konden worden en volgden in haar voetspoor.

In 1982 werden acht Thaise vrouwen die oneigenlijk tot Bhikkhuni’s gewijd waren disrobed en één van hen kwam in de gevangenis. De Supreme Patriarch vaardigde onmiddellijk een bevel uit waarin Thaise monniken verboden werd vrouwelijke Bhikkhuni, Sikkhamana en Samaneri (beginners) te wijden. Dit bevel geldt tot de dag van vandaag. Echter, tegen de tijd dat Eerw. Bhikkhuni Dhammananda gewijd werd waren er een paar Thaise monniken die dapper genoeg waren om vrouwelijke wijding te herbeoordelen. In de Tibetaanse traditie bestaan enkel de Samaneri. De Tibetaanse Sangha is nog niet klaar om hen een volledige wijding te geven. In de laatste twee decennia zijn Westerse vrouwen tot de kloosterorde toegetreden en ontvingen enkel de Samaneri. Uiteindelijk zijn ze voor hun volledige wijding naar de Chinezen in Taiwan gegaan. Aan de Tibetaanse kant wordt vrouwelijke wijding dus al 30 jaar besproken.

Sommigen van ons hebben misschien gehoord van het ‘First International Congress on Buddhist Women’s Role in the Sangha: Bhiksuni Vinaya and Ordination Lineages’ welke gehouden werd aan de Universiteit van Hamburg, 18-20 juli 2007, in samenwerking met het Azië-Afrika Instituut van de Universiteit. Er werden 70 rapporten gepresenteerd door Boeddhistische geleerden. Zijne Heiligheid de Dalai Lama doneerde een startkapitaal van 50.000 Zwitserse Franken (1.36 miljoen baht) uit de royalties van zijn boeken om de activiteiten van het Committee of Western Bhikshunis te financieren. Aan het eind van de conferentie stelden 16 leden (8 Bhikkhu’s en 8 Bhikkhuni’s) voor aan Zijne Heiligheid dat hij gebruik maakte van de Westerse nonnen die gewijd waren door de Chinezen en bij de Tibetaanse stroming hoorden, om de Bhikkhuni Sangha te beginnen en wijdingen te verzorgen samen met Tibetaanse monniken. Hij betuigde zijn volledige ondersteuning voor het opzetten van de Bhikshuni Sangha (Community of Fully Ordained Women) in de Tibetaanse traditie. Hij de beslissing zich hieraan te verbinden echter niet alleen maken. Omdat dit een kwestie van Sangha was, moest hij het bespreken met zijn hogere monniken in Dharamsala. Zijne Heiligheid nodigde Bhikkhu’s en Bhikkhuni’s uit om in de winter van 2008 naar de Internationale Sangha in Dharamsala te komen om dingen echt goed te bespreken met de Tibetaanse monniken.

Hoewel het lijkt alsof er geen onmiddellijke verandering in de Tibetaanse traditie zal komen, voelde ze dat er nu veranderingen gaande zijn bij sommige groepen monniken in de Theravada traditie. Dankzij het internet zijn we allemaal verbonden met elkaar. Dingen gebeuren eerder en sneller. Ze refereerde hierbij aan het artikel ‘These Few Brown Robes’, dat in september 2007 in ‘The Nation’ werd gepubliceerd, geschreven door Sopaporn Kurz. Hierin werd zij in Hamburg geïnterviewd over het Sanghabestuur van Thailand, dat weigert haar wijding te erkennen. Ondanks de dichte deuren heeft Eerw. Bhikkhuni Dhammananda gezien dat de publieke ondersteuning voor haar initiatief groeiende is.

Een vraag uit het publiek was of er problemen waren waar het de tempel betrof. Eerw. Bhikkhuni Dhammananda vertelde dat ze gezegend was door het feit dat haar moeder de tempel zo’n 47 jaar geleden (in 1960) begonnen was. De tempel is echter nog steeds niet geregistreerd. De rechtsvorm is een stichting en niet een tempel. Om een tempel te hebben, moet begonnen worden met een Sangha. Aangezien de Sangha de vrouwelijke Sangha niet erkent, is haar status nogal uitzonderlijk. Op haar identiteitsbewijs staat Mrs. Chatsumarn Kabilsingh. Maar dat is ook een groot deel van onze beoefening. We moeten het spelletje meespelen tot de tijd daar is om positieve veranderingen door te kunnen voeren, zonder de samenleving hiermee te kwetsen. We doen ons best met wat we kunnen doen. We blijven goede dingen doen, met ons denken, ons spreken en ons handelen. Uiteindelijk zullen mensen het verschil kunnen zien tussen wat goed en wat slecht is.

David Deveraux gaf commentaar op de manier waarop mannen reageren op gewijde vrouwen. Het komt niet alleen voor bij het Boeddhisme in Azië, maar ook in de Katholieke Kerk, met vrouwen die priester willen worden. In de Church of England is het bijna tot een gevecht gekomen tussen vrouwelijke bisschoppen en geestelijken. Het is iets patriarchaals over de hele wereld. Het feit dat de Boeddha twee en een half duizend jaar geleden door middel van rationele discussies met Venerable Ananda accepteerde dat vrouwen verlichting konden bereiken en gewijd konden worden, was een revolutie in die tijd.

‘De Boeddha had een revolutionaire geest,’ zei Eerw. Bhikkhuni Dhammananda. Hierbij refereerde ze aan het woord ‘beoefening’. De Thaise vertaling is ‘Pati-bat’, afkomstig van Pati, wat in Pali ‘inwaards keren’ betekent. In de Thaise taal wordt het gebruikt als het woord ‘revolutie’ of ‘hervorming’. Niet alleen maakte de Boeddha ruimte voor vrouwen, wat nooit eerder gebeurd was, maar hij ontdeed zich ook van het kastesysteem. De Boeddha bevrijdde ons al van het kleine kanaaltje naar de oceaan. Maar hier in Thailand gaan we terug naar het kanaal, in plaats van in de oceaan uit te komen. Eerw. Bhikkhuni Dhammananda vertelde het verhaal van de eerste vrouwelijke wijding van Maha Pajapati Gotami, de pleegmoeder van de Boeddha, in de tijd van de Boeddha. Maha Pajapati Gotami verzocht de Boeddha vrouwen toe te laten treden in de Orde als Bhikkhuni’s; maar de Boeddha weigerde toestemming te geven. Later, toen de Boeddha in het Mahavana bos in de buurt van Vesali verbleef, kwam Maha Pajapati Gotami, begeleid door vijfhonderd dames, te voet van Kapilavatthu naar Vesali. Ze hadden hun hoofden reeds geschoren en de gekleurde gewaden aangetrokken. Wederom vroeg ze de Boeddha om vrouwen toe te laten in de Orde. Eerwaarde Ananda bemiddelde ook voor haar. Uiteindelijk gaf de Boeddha toe, met de voorwaarde dat ze zich aan acht speciale regels hield (garu dhammas). Ze hield zich aan deze garu dhammas zoals afgesproken en de Boeddha liet haar toe in de Orde. Zo was Maha Pajapati Gotami dus de eerste die toegelaten werd in de Orde van de Bhikkhuni’s.

Deze acht garu dhammas (speciale regels) zijn:

  • Een Bhikkhuni, zelfs als ze senioriteit heeft en al honderd jaar in de Orde is, moet respect tonen aan een Bhikkhu, ook als is hij pas één dag Bhikkhu.
  • Een Bhikkhuni mag tijdens de regenperiode niet verblijven op een plaats waar geen Bhikkhu’s zijn.
  • Elke twee weken moet een Bhikkhuni de volgende twee dingen doen: de Bhikkhu Sangha om de dag van uposatha vragen, en de Bhikkhu Sangha vragen om instructie en berisping.
  • Aan het einde van de regenperiode moet een Bhikkhuni de Pavarana ceremonie bijwonen die gehouden wordt bij bijeenkomsten van de Bhikkhu’s en de Bhikkhuni’s. In beide gevallen moet ze kritiek aanvaarden over wat men gezien heeft, wat men gehoord heeft of waar men haar van verdenkt.
  • Een Bhikkhuni die een Sanghadisesa-overtreding begaat moet een halve maand straf ondergaan, Pakkha Manatta, tijdens iedere bijeenkomst van Bhikkhu’s en Bhikkhuni’s.
  • Toelating tot de Orde moet gevraagd worden van beide bijeenkomsten, door een vrouwelijke novice, na niet minder dan twee jaar voorwaardelijke training als kandidaat.
  • Een Bhikkhuni mag een Bhikkhu op geen enkele manier beschimpen, ook niet tersluiks.
  • Een Bhikkhuni moet de instructies die de Bhikkhu's haar geven opvolgen, maar mag geen instructies of advies aan de Bhikkhu’s geven.

    In de uiterst hiërarchische Indische samenleving werden vrouwen te allen tijde begeleid door mannelijke familieleden. Wanneer vrouwen naar de Sangha kwamen stonden ze nog steeds onder toezicht van de mannelijke Sangha. We moeten begrijpen dat de mannelijke Sangha ontstond voordat er een vrouwelijke Sangha was, en de Boeddha kon onmogelijk de enige leraar voor alle vrouwen zijn. De verantwoordelijkheid moest overgenomen worden door monniken met senioriteit. De monniken waren altijd als oudere broers aan wie de vrouwelijke orde respect moest tonen. In zaken als de Buddhist Days, moesten de monniken, mannelijk en vrouwelijk, bijeenkomen voor een discussie om de donkere maan en de volle maan te identificeren, zodat de rituelen op dezelfde dag uitgevoerd konden worden. Er was nog geen kalender in die tijd. De garu dhamma moet als oefening gezien worden. De ideale beoefening van het Boeddhisme is het vasthouden aan het 'zelf' los te kunnen laten. Wat moeten vrouwelijke monniken dan doen als sommige monniken niet goed blijken te zijn? De Boeddha zei: 'Toon respect aan de monniken wanneer ze dat respect waard zijn.'

    Ulrich Lippelt sprak over teksten die gerelateerd waren aan de wijding van vrouwen. De Boeddha voorspelde dat door de wijding van de vrouwen, het fundamentele uitdragen van zijn religie verkort zou worden van 1000 naar 500 jaar. Het was als een huis met teveel vrouwen, de dieven zouden eenvoudig in kunnen breken. Het was als het graanveld waar de insecten het graan beginnen te eten, het zou niet tot bloei komen. Het was als het suikerrietveld waar de wormen begonnen te komen, er was niet voldoende resultaat. Het was alsof een man die wist dat er een stormvloed ging komen, een dam moest bouwen. Een dam bouwen voor hem was de acht garu dhamma's voor gewijde vrouwen in werking te stellen, zodat ze in de toekomst als bescherming konden dienen. Feitelijk voorzag de Boeddha een inherent gevaar.

    Eerw. Bhikkhuni Dhammananda stemt in met het inherente gevaar, en zegt dat de Bhikkhu's bescherming moesten bieden aan de Bhikkhuni's. Het ware inherente gevaar is echter wanneer mannen en vrouwen te dicht bij elkaar komen. Persoonlijk vindt zij het prettig om een tempel los van de mannen te hebben. Vanuit een administratief oogpunt is het veel eenvoudiger voor haar om alleen voor vrouwen te zorgen, en niet beide geslachten in de tempel te hebben wonen.

    Een andere vraag was waarom vrouwelijke wijding niet geoorloofd was in Thailand. Eerw. Bhikkhuni Dhammananda zei dat de Bhikkhuni lijn al meer dan duizend jaar gebroken is in landen die het Theravada Boeddhisme volgen, zoals Thailand en andere Zuidoost Aziatische landen, and door de landen die het Mulasarvas-tivada volgen, zoals Tibet. Omdat de aanwezigheid van Bhikkhu’s (Boeddhistische monniken) en Bhikkhuni's vereist is op de ceremonie om Bhikkhuni’s te wijden, zeggen conservatieve Sangha’s in deze landen dat wijding van vrouwen onmogelijk is. Hierdoor kan de Thaise Sangha Eerw. Bhikkhuni Dhammananda and zeven andere Bhikkhuni's die volledig gewijd waren in Sri Lanka als officiële Theravada Bhikkuni's niet erkennen. Acharh Sathirapong Vanapok was echter zeer duidelijk over het feit dat er in Mahayana Bhikkhuni's waren. Hij zei dat de Boeddha vrouwelijke wijding toestond and dat hij Mahayana of Theravada nooit benoemde. Deze sekten ontstonden pas later, na de tijd van de Boeddha. In overeenstemming met de Vinaya kunnen de Bhikkhu's de Bhikkhuni's zelfs wijden zonder de aanwezigheid van een Bhikkhuni Sangha.

    Voor de wijding werden aan de nieuwelingen 24 obstakelvragen uit de antarayikadhamma gevraagd. Vragen als 'Ben je een man?', 'Ben je een vrouw?' of 'Heb je geslachtsdelen?', brachten de vrouwelijke nieuwelingen in verlegenheid en het was oncomfortabel voor ze om deze vragen te beantwoorden aan de mannelijke Sangha. Hierdoor werd aangenomen dat ze niet vrij waren van de 24 belemmerende omstandigheden en kon de wijding geen doorgang vinden. De Boeddha begreep dat deze vragen problematisch waren voor vrouwen. Hij suggereerde dat ze gesteld werden door de vrouwelijke Sangha. Als alles goed verliep, kon de mannelijke Sangha hen de wijding geven. De monniken hebben niet onderzocht wat eigenlijk de reden voor deze voorschriften was. Als ze echt naar de geschiedenis zouden kijken, zouden ze begrijpen dat de Bhikkhu's de verantwoording moeten en kunnen nemen om de vrouwelijke wijding toe te laten. Volgens de Boeddha zijn de vier pijlers van de Boeddhistische samenleving (de Bhikkhu's, de Bhikkhuni's, de mannelijke leken en de vrouwelijke leken) evenwaardige partners. Maar de Bhikkhuni's hebben niet de rol die ze zouden moeten hebben.

    Prakit Vongvaiveroj vroeg Eerw. Bhikkhuni Dhammananda waarom ze nog steeds over de obstakels van de wijding sprak, of ze zeker van haar eigen status was en of de wijding een betere beoefening van de Dhamma zou betekenen voor haar. Eerw. Bhikkhuni Dhammananda vertelde dat ze op haar allereerste dag als Bhikkhuni een unieke ervaring had. Ze had zichzelf niet gezien nadat ze 's ochtends geschoren was en alle ceremonie doorliep. 's Middags viel ze in een hele diepe slaap. Toen ze 's avonds wakker werd en zichzelf voor het eerst in de spiegel zag, had ze het comfortabele gevoel dat ze dit gezicht eerder gezien had. Het bevestigde voor haar dat ze niet alleen in dit leven gewijd was, maar ook in een vorig leven. De reden dat ze nog steeds sprak over de obstakels van de wijding was omdat de gewone mensen het nog niet begrepen. Het is haar verantwoordelijkheid om ze op te leiden zodat alle vier delen van de Boeddhistische samenleving het Boeddhistische pad samen kunnen volgen. Als een individu was haar intentie haar lijden af te doen nemen, toen ze boog voor haar leraar en vroeg om wijding. Nirvana is haar doel. Maar ze kan niet alleen volgens haar persoonlijke toewijding leven; ze heeft ook een verantwoordelijkheid voor de gehele samenleving, het juiste begrip bij mensen krijgen. Op die manier kan de Thaise samenleving gezamenlijk verder gaan op harmonieuze en positieve wijze. Eerw. Bhikkhuni Dhammananda vertelde ook dat ze zichzelf nooit afgevraagd heeft of ze een Bhikkhuni is. Ze is volledig gewijd als een Bhikkhuni. Natuurlijk is ze een Bhikkhuni.

    David Deveraux vroeg wanneer de Theravada traditie van vrouwelijke wijding wegviel. Eerw. Bhikkhuni Dhammananda vertelde dat het Boeddhisme voor het eerst Sri Lanka bereikte in 249 BCE, door de missie van de zoon van de Indiase Keizer Ashoka, Mahinda. De lijn van Theravada Bhikkhuni wijdingen werd in 240 BCE overgedragen naar Sri Lanka met de komst van Keizer Ashoka's dochter, Sanghamitta, naar het eiland. Het duurde meer dan duizend jaar. Rond 1017 CE werd deze wijdingslijn verbroken als resultaat van de Tamil invasie, waardoor Sri Lanka onder regering van het Chola Empire kwam te staan. Voordat de traditie uit Sri Lanka verdween, in 433 CE, reisden Sri Lankaanse Bhikkhuni's naar China om Boeddhistische nonnen in te wijden. Deze connectie zette zich voort van India naar Sri Lanka, van Sri Lanka naar China en van China naar Korea en Japan. Dit was een onverbroken traditie, voornamelijk Mahayana.

    David Deveraux vertelde nog meer over de reactie van mannen op vrouwen, die ook voorkomt in de kerken in het Westen. Bewust of onbewust realiseren mannen zich dat vrouwen veel dichterbij hun spirituele of transcendentale beoefening staan dan mannen. Daarom zijn de meeste bezoekers van de kerk ook vrouwen. Hij vroeg hoe zij deze uitzonderlijke reactie van mannen tegenover vrouwen zag. Eerw. Bhikkhuni Dhammananda zei dat het, naar haar mening, voortkomt uit onzekerheid. Als we volwassen zijn in onze beoefening, zouden we ons niet zo hoeven te voelen. Ze heeft zoons in haar lekenleven. Ze heeft meegemaakt hoe mensen denken. De maatschappij heeft een situatie gecreëerd waarin altijd van mannen verwacht wordt dat ze wonderen kunnen verrichten. Maar niet alle mannen willen graag leiders zijn. Sommigen van hen voelen zich er enorm ongemakkelijk bij, maar de maatschappij verwacht het van hen.

    Naar aanleiding hiervan vroeg David Deveraux naar de keuze om opgeleid te worden onder toezicht van mannelijke of vrouwelijke monniken. Kan een man opgeleid worden onder toezicht van een vrouwelijke monnik en een vrouw onder toezicht van een mannelijke monnik? Eerw. Bhikkhuni Dhammananda zei dat in haar tempel mannen en vrouwen allebei komen om te zitten en opgeleid te worden. Op een dag voerde ze het rituele zegenen van een nieuw huis uit. Een professor uit het publiek vroeg of ze hem kon wijden. Ze zei: 'In deze traditie moeten we monniken vinden om ons in te wijden. In het begin proberen we exclusief te blijven. We willen het alleen voor vrouwen houden. 25.000 Tempels in Thailand zijn open voor mannen. Vrouwen kunnen er alleen maar komen als tweederangs burgers. In haar tempel kunnen vrouwen te allen tijde komen. Later bedacht ze zich dat mannen geaccepteerd kunnen worden, maar alleen wanneer ze met hun vrouwen en dochters komen. In de training van de geest is er geen mannelijk of vrouwelijk. Voor de kwaliteit van de geest, vooral wanneer een geest zo goed geoefend is, is er geen geslacht."

    Holly Dugan vroeg over de verschillende fases van ontwikkeling in de beoefening van Samadhi en Samadha. Eerw. Bhikkhuni Dhammananda zei dat Samadhi is wanneer de geest éénpuntig wordt. Het helpt ons niet uit het lijden. Maar toch hebben we dat nodig als een opstapje. Omdat we allemaal verschillend zijn, gaf de Boeddha ons 46 verschillende manieren van mentale training. Het helpt ons om gefocust te zijn, zodat we in de geestelijke fase van éénpuntigheid kunnen komen. Als we het vaak doen, zijn we echt ervaren. We kunnen meteen gefocust zijn. Deze training is erg belangrijk voor het wereldse niveau. Het gaat niet tot de bodem van vervuiling of de oorzaak van het lijden. Samadha is concentratie. Het is een sterke wilskracht om door hebzucht, kwaadheid en waanvoorstellingen te geraken. Zij persoonlijk beoefent beide. Er zijn bepaalde tijden van de dag dat we echt een hele sterke concentratie nodig hebben en er zijn bepaalde tijden waarin we inzichtsmeditatie moeten doen.

    Om de sessie af te sluiten wijst Eerw. Bhikkhuni Dhammananda erop dat beoefening in het Boeddhisme betekent terugkomen om onszelf te zijn. Gefocust op het beoefenen moeten we onszelf onderzoeken om een spirituele ontwikkeling teweeg te brengen. We moeten niets uit de beoefening mee willen nemen. Het is een directe ervaring. Als we willen weten, moeten we beoefenen. Praten over 'mijn beoefening' kan 'jouw beoefening' niet helpen. Als we onze mentale formatie in ons hart plaatsen, zullen we eraan herinnerd worden om naar de innerlijke zelf te keren en voor de beoefening heilzaam te zijn. In het Songdhammakalyani klooster vertelde ze haar studenten vaak dat we elke dag na het opstaan dankbaar moeten zijn dat we leven. We nemen ons voor ons best te doen om onze geest, ons spreken en ons doen heilzaam te houden. Als we anderen zien, moeten we altijd proberen iets goeds te zien. Als we fouten moeten vinden, moeten we naar binnen kijken. Dat is onze constante herinnering en het is onze beoefening.